Ga verder naar de inhoud

Jef van Hoof ondertekende zijn Sinfoniëtta voor koper en slagwerk in zijn woning te Boechout bij Antwerpen in 1932. Het werk situeert zich dus midden in de loopbaan van de componist, vóór de reeks van de zes symfonieën, maar na de drie opera’s (Meivuur, 1916; Vertraagde film, 1922; Jonker Lichthart, 1928).

Van Hoof legde steeds een bijzondere voorliefde aan de dag voor het koper. Hij was de oprichter en de bezieler van het Antwerps Koperensemble dat een specifieke rol speelde in het Vlaamse muziekleven. De bezetting van deze groep bestond enkele uit trompetten, trombones, contrabas-tuba en percussie, wat haar een bijzonder homogeen karakter verleende. Het was ook uitmuntend geschikt voor concerten in de openlucht. Voor dit ensemble realiseerde Van Hoof, naast een aantal adaptaties van verschillende werken uit het klassieke repertoire en talrijke begeleidingen van liederen en koorwerken, ook en vooral een aantal oorspronkelijke composities. Hieronder was deze driedelige Sinfoniëtta ongetwijfeld de belangrijkste. De componist zelf gaf zijn bedoelingen als volgt te kennen: "Het was een pogen om uit de ‘cuivres-clairs’, de harde kopers, iets anders te halen dan louter geschetter van sonnerieën...De zangerigheid, de gebondenheid, het harmonisch samenklinken van trompetten en bazuinen was een nog te ontginnen terrein".

De stemming van het eerste deel in As - Moderato, molto espressivo - typeerde hij met de woorden ‘vertwijfeling, heldhaftigheid’. De twee thema’s, respectievelijk van overwegend melodische en ritmische aard, beantwoorden aan deze beide enigszins tegenovergestelde karakteristieken. De soepele tempowisselingen en de oppositie van duolen en triolen creëren een ingehouden spanning. Het aandeel van het slagwerk blijft discreet. Het tweede deel in G - Tempo di Valse - komt speels en zacht over. Hierin treden de partijen meer solistisch op. Alleen naar het einde toe stijgt de dynamiek tot een fortissimo uit. In de Scherzo-Finale in C overheerst opnieuw de ritmische beweging. Dit deel beantwoordt waarschijnlijk het meest aan het beeld dat doorgaans, zij het niet altijd terecht, van Jef Van Hoof gemaakt werd: die van een opgeruimde, zelfs uitbundige natuur. Het is een lustig spel, vol onverwachte contrasten en humor, onder meer in het middendeel dat voorbehouden is aan de trompetten met dempers.

Jef Van Hoof zelf dirigeerde de eerste uitvoering tijdens een concert van het Antwerps Koperensemble in Zaal Roma te Borgerhout-Antwerpen op 21 maart 1933.

De autograaf van de Sinfoniëtta bevindt zich in het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven (Letterenhuis, signatuur: H 7653/154.094). De partituur werd oorspronkelijk uitgegeven door de vzw ‘de Crans’ in Antwerpen in 1968.

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Leytens, L.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 522, 2006].