Ga verder naar de inhoud

Al in 1858, Huberti was toen pas vijftien, behaalde hij aan het Brussels conservatorium vier eerste prijzen voor piano, orgel, harmonie en kamermuziek. Een jaar later studeerde hij af met een eerste prijs compositie die hij behaalde bij directeur François- Joseph Fétis. Als jonge componist was Huberti een grote bewonderaar van Wagner. Hij ondernam verschillende pelgrimstochten naar Bayreuth en bracht van daaruit verslag als muziekcriticus.

In 1865 won Huberti met de cantate La fille de Jepthé de Prix de Rome, waarna hij gedurende een drietal jaren Duitsland bereisde en Italië bezocht. Tijdens die studiereis schreef hij onder meer de cyclus Wanderlieder (op verzen van Ludwig Uhland). In Italië werkte hij aan een Histoire de la musique religieuse des Italiens et des Néerlandais.

Bij zijn terugkeer in België kwam hij in contact met Peter Benoit en de Vlaamse muziekbeweging. Huberti werd een overtuigd aanhanger van Benoits nationalistische leer. Op (Nederlandse) teksten van Emanuel Hiel, Benoits geprefereerde librettist, componeerde hij onder andere het oratorium Een laatste zonnestraal (1870), Willem van Oranjes dood (een cantate voor een vrijmetselaarsplechtigheid in 1878), het mannenkoor Van Maerlantszang en meerdere liederen.

In 1874 werd Huberti directeur van de muziekschool van Mons, maar na een conflict met het stadsbestuur nam hij al na drie jaar ontslag. Van 1880 tot 1889 was hij zangleraar en muziekinspecteur bij de Antwerpse stadsscholen. Hij schreef toen composities voor kinderen waaronder, opnieuw op tekst van Hiel, het oratorium Kinderlast en leed. In Antwerpen leidde hij het Grisar-koor en tijdens de wereldtentoonstelling van 1885 werkte hij mee aan de muziekuitvoeringen en dirigeerde hij onder meer de tweede symfonie van Alexander Borodin. Als Wagneriaan van het eerste uur begeleidde hij tijdens de Bayreuther Festspiele van 1889 in Villa Wahnfried Blauwaert aan de piano, in fragmenten uit Benoits De Oorlog en in enkele eigen liederen. Nog in 1889 werd hij professor harmonie aan het conservatorium van Brussel.

In 1893 dan werd Huberti directeur van de muziekschool van Sint-Joost-ten-Node. Daar had hij een uitstekende koorklas waarmee hij onder andere Lucifer van Benoit, Camille Saint-Saëns’ Le déluge, La légende de Sainte-Cécile van Ernest Chausson en La croisade des enfants en Les enfants de Bethléem van Gabriel Pierné uitvoerde.

Zijn belangrijkste orkestwerken zijn het symfonisch gedicht Hymne à la science (voor de 25ste verjaardag van de 'Université libre de Bruxelles'), Triomffeest (voor orgel en orkest), een pianoconcerto en de Symphonie funèbre.

Huberti heeft deze Symphonie funèbre, die vooral qua titel en programmatische opzet herinnert aan Hector Berlioz’ Symphonie funèbre et triomphale en Symphonie fantastique, opgedragen aan de nagedachtenis van zijn vader, de kunstschilder Édouard Huberti (1820-1880). Hij gaf het werk drie programmatische titels mee:
- La mort (désespoir, hallucinations)
- Scène fantastique au cimetière
- Consolation

Met een vlug middendeel (scherzo), omkaderd door twee trage hoekdelen (een moderato en een andante), laat Huberti hier de klassieke symfonische structuur ver achter zich. Het eerste deel lijkt een symfonisch gedicht met de dood als onderwerp, het tweede deel is een soort ‘danse macabre’ en in het derde deel, de triomf van de ziel op de materie, maakt Huberti handig gebruik van het Dies irae-motief. Voor eenheid zorgt een idée fixe ‘à la Berlioz’, een melodische personificatie van de herinnering aan de overledene, die het hele werk structureert.

Huberti schrijft hier een groot orkest voor met een uitgebreide kopersectie (4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, 2 tubas, 2 bugels, 2 tenor-tuben). Het was Joseph Dupont die op 11 maart 1883 op de 'Concerts populaires' in Brussel deze symfonie voor de eerste keer dirigeerde. De symfonie werd op het programma aangekondigd als Symphonie inédite, volgens sommige kranten werd de oorspronkelijke titel niet afgedrukt om het publiek niet af te schrikken. Sommige muziekjournalisten wezen op de grote invloed van Wagner, zoals de recensent van L’Indépendance: "L’imitation de Richard Wagner est une maladie qui sévit parmi nos jeunes musiciens et M. Huberti en est fortement atteint. Ils croient que parce qu’ils concentrent tous leurs efforts sur la science des modulations hardies et sur la richesse des combinaisons instrumentales, ils ressemblent à leur modèle. Grande est leur erreur. Il reste entre lui et eux la différence du génie qu’il avait et qui leur manque. Lui prendre ses défauts est facile; s’approprier ses qualités n’est pas en leur pouvoir." De recensent van het toonaangevende muziektijdschrift Le Guide musical noemde de symfonie "une oeuvre fort intéressante où l’on reconnaît en maints détails un musicien savant et un symphoniste habile."

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 209, 2005].