Ga verder naar de inhoud

Antwerpen, 1886-1595. Studeerde aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van zijn geboortestad, o. m. bij Paul Gilson. Tweede Prix de Rome voor compositie. Was leraar aan (en van 1942 tot 1944 directeur van) hetzelfde conservatorium.

Deze 'populairste' componist van Vlaanderen was een originele en curieuze verschijning. Niet alleen vanwege zijn uiterlijk, maar vooral vanwege de ongebondenheid waarmee hij zich door het leven bewoog. Een man die tevens boordevol muzikale bedrijvigheid zat en wiens lyrische uitbundigheid zich in talrijke composities onweerstaanbaar manifesteerde. Hij is de grote voortzetter van de Benoit-traditie geweest, weliswaar meer naar de geest dan in geschrifte.

Deze forse natuur, symbool voor de nationale vleugel van de Vlaamse muziek, heeft zijn dynamiek in talrijke, zeer uiteenlopende muzikale genres tot uiting gebracht. Behalve in groots opgezette symfonieën en werken voor koperensemble die beslist een moderne visie verraden, ligt het beste van zijn kunstenaarschap in liederen en koorwerken. De melodische soberheid en toch zeer gespannen en rijke expressiviteit hiervan verwekt een directe en diep doorvoelde, innerlijke poëtische stemming. Alleen al om zijn liederen, die hem recht uit het hart opwelden, verdient Jef Van Hoof een ereplaats in de galerij van de grote authentieke Vlaamse componisten.

Belangrijke werken
1. Orkestraal: 2e en 3e symfonie; Ouvertures tot Perseus en De zwijger; Muziek voor koperensembles w.o. Sinfonietta.
2. Instrumentaal: Sonate voor beiaard.
3. Vokaal: Groeninghe (marslied); Bewerkingen van geuzenliederen; Missa de beata; Psalm (lied); Meivuur (opera); Jonker Lichthart (opera).

CeBeDeM: Jef Van Hoof, in: Muziek in België, Brussel, 1967, p. 97a, 153-154.