Ga verder naar de inhoud

Door L. Arschodt, den Gentschen propagandist van kamermuziek, werd een boeiende en leerrijke voordracht over dit vak gehouden, waarin hij geholpen werd door verscheidene van zijn conservatoriumleerlingen (MM. Ellegiers, Steenbrugge, Doyen en Hanssens). Hij verwijlde bij de verschillende stadiën, die de kamermuziek gedurende circa zeven eeuwen doorloopen heeft, en gaf gepaste toelichtingen over elk der gekozen stukken, die onderteekend waren door Loeillet, Beethoven, Dvorak en Ryelandt. Wij kregen dus oude, classieke, Czeckische en modern-Vlaamsche muziek te horen. Even hartelijk als geestdriftig waren de toejuichingen van het talrijk opgekomen publiek. Leeraar en leerlingen hadden ze in ruime mate verdiend.

Als intermezzi mochten wij classieke aria's en twee reeksen prachtliederen smaken, voorgedragen door de talentvolle Mej. A. Van Damme, voorzeker één der beste liederzangeressen, die Vlaamsch-België op dit oogenblik kan aanwijzen. De eerste reeks was gewijd aan Schubert-Schumann, de tweede aan ons eigen meesters van het lied. Deze laatste bestond uit Avond (Mortelmans, Ei, bezinne de Mei (Mestdagh), Moederke alleen (Uyttenhove) en Heeft het Roosje milde geuren (Benoit). De uitvoering kwam de volmaaktheid nabij. Altijd is mijn voorkeur gegaan naar de kamermuziek, die afwisselt met zang, boven kamermuziek kortaf. In Vlaanderen vooral zou die schikking aanbeveling verdienen. Ook aan de pianisten, Mej. Arschodt en Mej. Dupuis, komt een deel van den grooten bijval toe. Het ware wenschelijk, dat zulke concert-voordrachten op meer plaatsen konden ingericht worden, vooral in de Willemsfonds- en Davidsfondsafdeelingen.

N.N.: Het 23e Arschodt-concert, in: Muziek-Warande, jrg. 8, nr. 4, 1 april 1929, p. 91.