Ga verder naar de inhoud

[De componist Karel Albert (1901-1987) heeft vele decennia lang muziekartikels en recensies gepubliceerd in bladen als 'Herleving', 'Pogen', 'Hoger leven', 'Vrij Nederland', 'De Radiobode' en 'De Standaard'. Een aantal van die artikels werd later opnieuw gepubliceerd in 'De evolutie van de muziek van de oudheid tot Beethoven aan de hand van gramofoonplaten' (1947) en in 'Over muziek gesproken… Selectie uit de artikelen en essays in de laatste zestig jaar gepubliceerd' (1982). Deze laatste selectie verscheen op aandringen van Denijs Dille. Albert had een open blik en schreef met kennis van zaken, zodat veel van zijn artikels zo vele jaren na dato nog interessant zijn en/of historische betekenis hebben.Een artikel dat niet in de hierboven vermelde boeken werd gerecycleerd, staat hieronder. Het is een van de vele artikels waarin hij zijn bewondering uitspreekt over wat Lodewijk De Vocht met zijn koor Chorale Caecilia en het orkest van de Maatschappij der Nieuwe Concerten tijdens het interbellum presteerde. Hier gaat het om een artikel dat op 23 maart 1930 verscheen in zijn rubriek 'Gramofonische tijdingen' van 'De Standaard'. De Vocht had toen al met zijn Antwerpse ensembles een internationale reputatie verworven met uitvoeringen en opnames van werk van Arthur Honegger en Darius Milhaud.
Albert looft hier ook de Franse zangeres Claire Croiza (1882-1946), die tussen 1906 en 1913 in de Munt schitterde - Dalila was een van haar favoriete rollen - en later uitgroeide tot een van de belangrijkste verdedigers van de nieuwe Franse muziek. In die hoedanigheid werd ze regelmatig door De Vocht geëngageerd. Hun gezamenlijke opname van Milhauds werk wordt in Frankrijk nog altijd als een belangrijk evenement beschouwd. Een fragment van die opname uit 1928 is, samen met fragmenten uit 1929 van de opname door De Vocht en Croiza van Honeggers 'Judith', uitgebracht op het gespecialiseerde Marston-label ('Claire Croiza. Champion of the modern french mélodie.' -
www.marstonrecords.com.)]

Gramofonische tijdingen: Darius Milhaud - Orestie

Het is natuurlijk dat de Grieksche tragedie niet meer beantwoordt aan den geest van onzen tijd. Het is echter onloochenbaar dat ze niets van haar prestige verloren heeft en dat ze nog steeds geldt voor een der sterkste uitingen van den menschelijken geest. Men kan er nu eenmaal geen afstand van doen: regisseurs beproeven ze te redden door moderne, dynamische insceneering (tot gruwel der literators) dichters beproeven de stof in anderen vorm om te werken (tot gruwel van al de andere literators) en komponisten worden voortdurend aangetrokken de lyrische dramatiek dier eeuwenoude verzen in klanken om te zetten. Zoo dichtte Paul Claudel Eschyles' Oresteïa na en Darius Milhaud leverde voor deze omwerking eenige muzikale fresken wier waarde niemand ontgaan kan.

Het werk bestaat uit drie deelen: De Choëphoren (getoondicht 1915), Agamemnon (1913) en De Eumeniden, waaraan de auteur werkte van 1917 tot 1924. De Agamemnon is het minst belangrijke (slechts één fragment werd getoonzet), De Eumeniden het meest uitgebreide der drie. Columbia biedt ons deze maand de belangrijkste fragmenten uit De Choëphoren en het Processionnal uit De Eumeniden aan (D. 15242 - 43).

De fragmenten uit De Choëphoren: Vocifération funèbre; Libation; Exhortation; Conclusion, worden algemeen als de sterkste bladzijden der partituur aanzien. Geschreven in 1915, op 't oogenblik dat de komponist nog aan den aanvang stond van een rij gewaagde experimenten die hem de verbluffende technische zekerheid zouden bezorgen, die wij van hem nu kennen; is het niet te verwonderen dat men hier en daar in de partituur de onzeker tastende hand gewaar wordt; deze fragmenten echter zijn tenvolle gelukt; niettegenstaande de ingewikkelde schrijfwijze, gevolg van de polytonale bewerking der stemmen, voelt men dat de komponist het reusachtige apparaat, tot hetwelk hij zijn orkest omgevormd heeft, tenvolle meester blijft. De aangewende middelen zijn verre van eenvoudig, maar ze zijn in verhouding tot het geweldige doel dat de toondichter zich voorgesteld heeft, en dat hij bereikte. Kunstenaars uit vorige en uit onze dagen hebben vaak tragische momenten in hun werk gelegd, maar nooit hebben we de grootsche tragiek van het Grieksche treurspel zoo doorvoeld als voor deze partituur van Milhaud. Bij het aanhooren dezer muziek vraagt men zich onrustig af of het neerdrukkende "Anankè"-begrip in onzen opwaarts strevenden tijd plots gaat herboren worden. Die grootsche tragiek bereikt de toondichter niet door het omvangrijke klankgehalte van zijn orkest maar ze groeit uit het kontrast tusschen de solo stem, diep menschelijke verschijning van het individu, en de brutaal bovenmenschelijke koren, incarnatie der gansch in de hand der Goden zijnde massa. Opmerkelijkst is dit in de Exhortation, rythmische voordracht onderlijnd door slagwerk en kooraccenten, waarin de toondichter dramatische vondsten deed, die benauwend werken door hun barbaarsch realisme.

In 1924 werden De Eumeniden voleind. De toondichter staat thans op heel wat vasteren grond. Maar de stijl is er niet eenvoudiger door geworden. Men voelt hoe de komponist vecht met de materie om die overweldigende emotie in hem te veruiterlijken. Het bruist en klinkt langs alle kanten; het krioelt van stemmen die om den voorrang twisten en dan weer overvleugeld worden door het in onmenschelijke tessituur gehouden koor. En juist uit dit meebeleven van dien reuzestrijd, uit het meevoelen der physieke inspanning van het koor, om zich in dien klankenchaos recht te houden, groeit weer in den toehoorder hetzelfde aanvoelen der Grieksche tragiek, zooals De Choëphoren ze reeds leerden kennen. Dit is geen muziek meer om met gesloten oogen, half afwezig (sommigen heelemaal) te aanhoren. Hier geen methaphysiek, geen symbolisme, geen filosofie. Deze muziek blijft werkelijkheid: een klankenkonstructie in tijd en ruimte. Maar doordat de toondichter u het creatieve proces doet meebeleven, doordat hij u doet meevoelen de inspanning der uitvoerders, zet hij het emotioneele apparaat in u met een onfeilbare zekerheid in werking.

De uitvoering van dit gewrocht is een heksenwerk, maar het hier bekomen resultaat is schitterend. Mevr. Croiza, als soliste bereikt in de rythmisch voorgedragen gedeelten oogenblikken dat een huivering door u heen vaart; de nuanceering dezer passages is zoo verzorgd, het stemtimbre zoo gevarieerd, dat men dadelijk voelt dat alleen een groote zangeres, die, als Mevr. Croiza over een voordracht en een dictie beschikt die de perfectie naderen, voor een dergelijke taak opgewassen is. Ook het Orkest der Nieuwe Concerten, onder leiding van Lode De Vocht heeft hier voor altijd het bewijs geleverd van zijn degelijke training en van zijn virtuositeit. Maar het meest verdienen zeker de koren bewonderd te worden. We beweren niet dat onze Caecilia Koraal het enige goede koor ter wereld is. Maar de fono laat echter gemakkelijk toe te vergelijken met wat elders gepresteerd wordt, en aan de hand van een dergelijke vergelijking kan men gerust zeggen, dat mogelijk andere prima-koren het werk even goed aankunnen als Caecilia, maar dat geen enkel het beter kan. En dan zijn we overtuigd dat we de prestatie van onze landgenoten heel zedig en vrij van alle parochie-geest beoordeeld hebben. Een dergelijk resultaat is enkel te bereiken met een koor waarvan alle leden rasechte muzikanten zijn, die niet alleen over een goed orgaan maar ook over een goede dosis wilskracht beschikken.

Karel ALBERT

P.S.: In den Columbia catalogus dezer maand vonden we een uitsluitend in 't Nederlandsch gesteld bijvoegsel biezonder gewijd aan de laatst verschenen Vlaamsche platen. Buiten de hier reed aangehaalde opnamen van het Caecilia-koor, van A. de Munnynck en Ria Lenssen, vinden we nog: Koekoek (oud Vl. Lied) en Serenade (L. De Vocht) Caecilia-koor (D 19346) en Ik ken een lied (W. De Mol) en Daar was 'n meid (K. Mestdagh) gezongen door A. de Munnynck. (D. 19342). Een nieuwe reeks is in voorbereiding, waaronder: Klokke Roeland (Veremans), Artevelde-lied (Gevaert) enz.

Albert, K.: Gramofonische Tijdingen, Darius Milhaud - Orestie, in: De Standaard, 23 maart 1930.