Albert, Karel
Biografie
Adeline Boeckaert
Karel Albert begon zijn studies aan de Stedelijke Normaalschool van Antwerpen, waar hij muziekles kreeg van Flor Alpaerts. Daarna trok hij naar het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium, om zich vervolgens te vervolmaken bij Marinus de Jong. Reeds op 20-jarige leeftijd stond hij mee aan de wieg van de eerste modernistische concerten in Brussel en Antwerpen. Ook aan het Vlaams Volkstoneel verleende hij zijn medewerking met een 20-tal composities bij toneelwerken, zoals Mariken van Nimwegen (1924), Lucifer van Vondel (1926) en Adam in Ballingschap (1928). Deze abstract opgevatte werken bedacht Albert met het stilistische label ‘constructivisme’. Pijlers van deze stijl vormen het scenische gebeuren en de ritmische ondersteuning van de acteurs, eerder dan de romantische inhoud. Zijn composities werden opgemerkt: het Willemsfonds wijdde op 11 maart 1927 zelfs een volledig concert aan hem in het Antwerpse Conservatorium. In datzelfde jaar richtte Karel Alberts vriend en collega August Baeyens het Antwerps Kamermuziekgezelschap op, een vereniging die de moderne Vlaamse muziek een duwtje in de rug zou geven. Karel Albert hield zich rond deze periode schuil achter het pseudoniem K. Victors.
Albert beschouwde zijn compositie Het land, symfonische constructie (1937) als het absoluut hoogtepunt van zijn 'muzikaal constructivisme' (1937). Andere composities zijn Hymne, constructie voor gemengd koor (1922), gevolgd door een 6/4 constructie voor piano (1926), een 2/4 constructie (1930), een 3/4 constuctie en een 4/4 constructie (1932). Ook het Trio voor hobo, klarinet en fagot (1930) en zijn Kamersymfonie (1931) behoren tot deze richting. Rond de Tweede Wereldoorlog oriënteerde hij zich steeds meer naar een vereenvoudigde en op het classicisme geïnspireerde stijl. Zijn bekendste compositie, Het beestenspel uit 1933, wordt algemeen als voorbode beschouwd van deze nieuwe fase, die het meest tot uiting komt in zijn drie symfonieën: nr. 1 in E (1941), nr. 2 in G (1943) en nr. 3 in Bes (1945) en het ballet De toverlantaarn (1942). Na deze neoclassicistische periode koos Albert voor de atonaliteit, in werken als Kwintet voor fluit, hobo, viool, alto en cello (1954), Thema met variaties voor piano (1955), Derde sonate voor piano (1956), Bloeiende lotus (1956) en De nacht voor orkest (1956), dat volledig gebouwd was op het twaalftonenstelsel. In zijn Suite voor orkest (1958), Werkstuk voor altviool en blazerskwintet (1958) en Drie constructies voor snaren (1959) toonde Albert zich een overtuigd aanhanger van de dodecafonie. In de suite In den beginne was het woord voor bariton en orkest (1962), op teksten van Marcel Coole, week Albert voor het eerst af van de seriële techniek. In zijn Vierde symfonie (1966) ging hij zelfs verschillende stijlen naast elkaar gebruiken.
Componeren was niet Alberts enige bezigheid. In 1929 opteerde hij voor een vaste betrekking als onderwijzer en muziekleraar aan de Rijksmiddelbare School te Antwerpen. Enkele jaren later, in 1933, trad hij in dienst van het N.I.R. (Nationaal Instituut voor Radio-omroep): eerst als secretaris van de muziekdienst, vanaf 1936 als dienstchef en nog drie jaar later promoveerde hij tot adjunct-directeur. Na een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Albert zijn activiteiten bij het N.I.R. voort tot aan zijn pensioen in 1961.
Zijn open, kritische blik maar vooral zijn kennis van zaken, maakten van Karel Albert een geducht muziekrecensent. Hij was een vinnig polemist en uitstekend theoreticus die vooral in zijn jonge jaren stelling nam tegen het Vlaams romantisch lyrisme. Zijn artikels verschenen in bladen als Herleving, Pogen, Hoger leven, Vrij Nederland, De Standaard, De Radiobode. Een aantal van die artikels werd later opnieuw gepubliceerd in zijn sterk vulgariserend muziekhistorisch boek De evolutie van de muziek van de oudheid tot Beethoven aan de hand van grammofoonplaten (1947) en in Over muziek gesproken… Selectie uit de artikelen en essays in de laatste zestig jaar gepubliceerd (1982).
Bibliografie
Eigen werk
- Albert, K.: Een modern Vlaams toondichter - Aug. L. Baeyens, in: Eerste Muzieknummer van Kunst, maandblad voor oude en jonge Beeldende-, Bouw- en Sierkunsten, Muziek, enz., jrg. 3, nr. 3-4, maart-april 1932, p. 113-116.
- Albert, K.: Gramofonische tijdingen, Darius Milhaud-Orestie, in: De Standaard, 23 maart 1930.
- Albert, K.: Herinneringen uit een volmaakt verleden tijd, in: Gamma, jrg. 26, nr. 1, januari-februari 1974, p. 8-11.
Anderen over deze componist
- Delaere, M., e.a.: Het geheugen van de geluidsfabriek: de Vlaamse symfonische muziek in de voormalige muziekbibliotheek van de openbare omroep, Leuven, 2004.
- Delaere, M.: Het muzikale functionalisme: Karel Albert, in: Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, p. 28-30.
- De Schrijver, K.: Albert, Karel, in: Bibliografie der Belgische toonkunstenaars sedert 1800, Leuven, 1958, p. 10-11.
- Mertens, C.: Karel Albert 75 jaar, in: Gamma, tweemaandelijks tijdschrift voor muziek en grammofoonplaten, jrg. 28, nr. 3, mei-juni 1976, p. 128-130.
- N.N.: Karel Albert, in: Harop, jrg. 20, nr. 4, april 1968, p. 119-120.
- Robijns, J.: Albert, Karel, in: Algemene muziekencyclopedie, dl. 1, Antwerpen-Amsterdam, 1979, p. 59.
- Roquet, F.: Albert, Karel, in: Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007, p. 14-15.
Artikels
Höflich-uitgave: Het beestenspel
Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2646
Historische teksten
Terugblik: 100 jaar nieuwe muziek in Antwerpen
In onderstaande tekst, verschenen in het tijdschrift Vlaamse Arbeid in december 1922, verheugt componist en muziekessayist Karel Albert (1901-1987) zich op het nakende voorjaar van de Maatschappij der Nieuwe Concerten.
Herinneringen uit een volmaakt vergeten tijd
De bom barstte toen op 10 maart 1922 in de 'Salle de l'Union Coloniale Belge' te Brussel een "audition d'œuvres de nos compositeurs d'avant-garde" plaatsvond. Op het programma: werken van Hervé Claus, Karel Albert, J. Gien, L. Vets, E.L.T. Mesens, G. Monier en Aug. L. Baeyens.
Karel Albert over De Vocht en Milhaud
[De componist Karel Albert (1901-1987) heeft vele decennia lang muziekartikels en recensies gepubliceerd in bladen als 'Herleving', 'Pogen', 'Hoger leven', 'Vrij Nederland', 'De Radiobode' en 'De Standaard'....]
Karel Albert 75 jaar
Ouverture. Karel Albert zag te Antwerpen het eerste levenslicht op 16 april 1901. Datzelfde jaar werden eveneens Marcel Poot, Willem Pelemans, Staf Nees en Raymond Chevreuille geboren. Peter van Anrooy schreef toen zijn “Piet Hein Rapsodie” en in de Scheldestad werd Peter Benoit ten grave gedragen.
Een modern Vlaams toondichter – Aug. L. Baeyens
Reeds lang had ik deze studie willen schrijven. Wat mij er steeds van terughield was het feit, dat ik nu en dan ook wel eens oude tijdschriften opniew doorlees.