Ga verder naar de inhoud

In onderstaande tekst, verschenen in het tijdschrift Vlaamse Arbeid in december 1922, verheugt componist en muziekessayist Karel Albert (1901-1987) zich op het nakende voorjaar van de Maatschappij der Nieuwe Concerten. 1923 opent immers voorzichtig de deur naar de nieuwe muziek. Enkele noten:

  • De concerten waar Albert het over heeft, vinden plaats op 5 en 26 maart 1923 in de toenmalige Koninklijke Schouwburg van Antwerpen / Théâtre royal d’Anvers, de Bourla, met een even lijvig als legendarisch programma:

5 maart 1923
I. Stravinsky - Petrouchka – scènes burlesques en 4 tabl. (1r, 2e et 4e tabl.)
S. Prokofiev - Concerto pour piano & orchestre (soliste: l’auteur) [nr. 3]
N. Rimsky-Korsakov - La grande Pâque russe, orchestre
S. Prokofiev - Prélude op. 12 - Danza op. 32 - Vision fugitive op. 22 n°16 - Scherzo op. 14 (piano: l’auteur)
A. Borodin - Prince Igor: danses, orchestra et choeurs (Chorale Caecilia)

26 maart 1923

H. Berlioz - Carnaval Romain, ouverture (direction E. Goossens)
J. Brahms - 1re Symphonie en ut-mineur (direction E. Goossens)
E. Goossens - Four Concerts (direction de l’auteur)
M. Ravel - Rhapsodie Espagnole (direction E. Goossens)
A. Schönberg - Cinq pièces pour orchestre (direction E. Goossens)

  • Naar aanleiding van het concert op 5 maart 1923 correspondeerde Sergei Prokofiev met de secretaris van de Maatschappij der Nieuwe Concerten. Deze briefkaarten worden bewaard in de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek – meer informatie hierover in dit artikel in Forum, vol. 22, nr. 1, p. 9-12
  • In de tekst vermeldt Albert het impressionisme. Wellicht verwijst hij hiermee naar een lezing van componist-dirigent Lode Ontrop tijdens het Eerste Kongres voor Moderne Kunst dat in oktober 1920 in Antwerpen werd georganiseerd. Tijdens die lezing zou Ontrop moderne muziek hebben gelijkgesteld met Claude Debussy. Dit was de rechtstreekse aanleiding voor een groep jonge componisten (onder wie Albert, August Baeyens, E.L.T. Mesens en Lode Vets) om op 21 maart 1921 een ‘Zitting van moderne muziek’ te organiseren, met muziek van henzelf, van Eric Satie en van de ‘Groupe des six’.
  • Wat Alberts finale verzuchting betreft: ook het bredere Antwerpse publiek zou niet meer erg lang op de ‘Groupe des six’ moeten wachten: vanaf 1924 verschijnt ook Arthur Honegger op de affiche van de Maatschappij der Nieuwe Concerten, vanaf 1925 Darius Milhaud, en vanaf 1927 Francis Poulenc. Overigens geeft de scherpe mening over het werk van Maurice Ravel meer prijs over Alberts verlangen te breken met een overheersende (post-)romantische traditie, dan over het werk van Ravel zelf.
  • Over de muziek rond de Kongressen voor Moderne Kunst loopt momenteel een onderzoeksproject in de Conservatoriumbibliotheek, in samenwerking met onderzoeksgroep Labo XIX&XX.


Karel Albert – Moderne muziek te Antwerpen (verschenen in Vlaamse Arbeid, december 1922)


De deur staat op een kier en heel voorzichtig mogen een paar moderne kunstenaars op een officieel concert verschijnen. ’t Zal het eerste seizoen te Antwerpen zijn, dat ons eindelijk een stap dichter bij de muziek van onze tijd zal brengen. De uitingen op dit gebied waren tot op heden pover: een paar onopgemerkt voorbijgegane uitvoeringen van L’oiseau de feu (Stravinski, Dierentuinconcerten) en een paar zittingen, voor een tamelijk enge kring, ingericht bij de Kongressen, voor Moderne Kunst en door het Algemeen Vlaams Normalisten Verbond, zijn nagenoeg alles wat hier als werkelijk moderne muziek ten gehore gebracht werd. Het uurwerk onzer concertinrichtingen loopt zowat een halve eeuw achter, zodat het impressionisme nog steeds als het nec plus ultra der moderne kunst beschouwd wordt.

Gelukkig schijnt de Maatschappij der Nieuwe Concerten haar klok een dertigtal jaren bijgedraaid te hebben; nog een duwtje aan de grote wijzer en we zijn eindelijk van onze tijd.

In afwachting belooft het programma ons in één adem vier bijzonder interessante namen: Stravinski, Goossens, Prokofieff en Schoenberg. Prokofieffs klavierconcert, werk uit een zijner laatste en beste fasen, heeft zijn auteur een zegeboog gespannen van Parijs tot Londen, en met een handige pers-advertentie zal het ook te Antwerpen (waarom niet?) een goede bijval genieten. Stravinski’s Vuurwerk is een jeugd-opus, onvast en weinig duidelijk, maar zijn Petrouschka daarentegen toont Stravinski op zijn best, alhoewel hij op ’t ogenblik met zijn Mavra een heel andere richting uitgaat. De 5 stukken voor orkest van Schoenberg zullen voor ons publiek een harde noot om kraken zijn en we zijn gelukkig het orkest die avond in handen te zien van de moderne toondichter Eug. Goossens, van wie we in alle geval een uitvoering kunnen verwachten, die het werk op zijn duidelijkst zal voorbrengen. Het ineenzetten, het evenwicht speelt hier een overwegende rol. Schoenberg eist van de leider dat hijzelf zijn eigen persoonlijkheid buiten spel laat, haar niet opdringt aan ’t publiek, maar zich alleen bekommert om de structuur van het werk dat vóór hem ligt. Een moeilijke taak die we Goossens naar waarde hopen te zien volbrengen.

Voor de Franse school schijnt men maar niet te willen begrijpen dat er een andere muziek bestaat buiten de teer-zijig mauve klankendrapperie ‘à l’orientale’ doordrenkt met fijne lilaparfums van Ravel. Wanneer geraakt de ‘Groupe des 6’ ook eens op een Antwerps programma? We zijn overtuigd dat verschillende hunner werken ook hier met succes te programmeren zijn.