Ga verder naar de inhoud

Op 9 September [1925] overleed te Sint-Niklaas deze verdienstelijke toondichter. Wij drukken hieronder de lijkrede af, die door onzen hoofdopsteller in het sterfhuis werd uitgesproken:

Hooggeachte Familie, Vlaamsche Toehoorders! In naam der redactie van Muziek-Warande, het bloeiende tijdschrift voor muziek-minnende Vlamingen; in naam van het Genootschap van Vlaamsche Componisten en van de Nationale Vereeniging voor Auteursrecht, kom ik onzen geleerden en heden diepbetreurden medewerker en medelid, een laatsten groet brengen.

Zoodra wij, met enkele welmeenende mannen, het plan hadden opgevat organen in 't leven te roepen, om ons eigen toonkunst en ons eigen componisten te steunen en te verheffen, vonden wij dadelijk instemming bij den goeden Meester, rond wiens stoffelijk overblijfsel wij hier geschaard staan. Hij beaamde het met ons, dat de Vlaamsche muziek-productie in de laatste jaren eerbied had afgedwongen, hetgeen luide diende verkondigd te worden in het land, en dat niemand beter de belangen der musici kon verdedigen dan de musici zelf. Hij voorzag dat betere tijden nopens dit punt gingen aanbreken, en dat verdiende waardeering niet langer zou uitblijven.

Ook heeft hij ons niet enkel gesteund met raad, maar ook meermalen met de daad, vooral wanneer wij boeken te bespreken kregen, waarvoor een bijzondere bevoegdheid noodig was. Dan waren wij overtuigd, dat wij mochten rekenen op zijn goeden wil, op zijn groote belezenheid en zijn gematigd oordeel, dat hij met treffende argumenten wist te staven. Zijn besprekingen, die gewoonlijk niet onderteekend waren, werden altijd gaarne gelezen. Voor zulke publicatiën was zijn stem een autoriteit.

Van onzen kant waren wij gelukkig den puiken organist de palmen te kunnen schenken, die hem rechtmatig toekwamen. Reeds vroeger had één onzer medewerkers een geestdriftige poging gedaan, om de algemeene aandacht op zijn werk te vestigen. Eerst in Ons Volk Ontwaakt, daarna in Het zingende Vlaanderen. Wij wisten dat die woorden hem diep hadden getroffen, dat zij een groote vreugde in zijn leven hadden gebracht, en vastberaden zijn wij op denzelfden weg voortgegaan. Muziek-Warande achtte zich gevleid zijn portret met een levensbericht aan zijn lezers te kunnen schenken; zij gaf een thematische ontleding van zijn meesterlijk tooneelwerkje, Het Wonderorgel; zij kondigde - met wat een fierheid! - zijn in- en uitheemsche overwinningen aan; zij besprak de, pas verschenen Vlaamsche liederen van Van Durme, waaronder zich meer dan één pereltje bevond; Navea liet een reeks kaarten met zijn dierbare beeltenis vervaardigen, die verzorgd mogen heeten en overal welkom waren. Ja, door dit ijveren is wel het een en ander gedaan geworden, om zijn naam en zijn beeld tot in verre hoeken te doen doordringen. Gisteren nog zagen wij dat beeld in een Vlaamsch Kinderliederboek opgenomen, samen met eenige der degelijkste compositiën van den meester en heden nog mochten wij uit Ierland vernemen, hoe hij aldaar als orgelcomponist sterk gewaardeerd wordt.

Heeft de schrijver der onvolprezen Orgelboeken niet al de voldoening mogen smaken, waarop zijn groot talent hem recht gaf; heeft zijn arbeid bijwijlen meer eerbied afgedwongen over de grens dan in zijn eigen land; heeft zijn wedervaren met zijn bekoorlijke tooneelpartituur hem vaak bitter ontstemd; in den laatsten tijd nochtans heeft hij meer dan één verheugende gebeurtenis mogen beleven: aan de bisschoppelijke normaalschool te Sint Niklaas had hij een plaats gevonden in verband met zijn waardigheid; - hij wist dat zijn bekroonde Jubelmis weldra in uitstekende voorwaarden zou gezongen worden te Mechelen, waar hij destijds als jongeling had gestudeerd; - uitgevoerd op de trappen van Sinter-Goedele-Kathedraal te Brussel, en daarna op de Groote Markt aldaar, had zijn Magnificat onvergetelijke indrukken geschapen; - de voortdurende en immer klimmende bijval van zijn schoone Orgelboeken, die tot op de kleinste dorpsdoksalen aangetroffen worden, zal hem aangenaam aan het hart geweest zijn; - zijn verheffing in de kroonorde, waarvoor wij dikwijls meegepleit hebben, kwam zijn ongewone verdiensten onlangs plechtig erkennen; - vooraleer de oogen te sluiten, heeft hij mogen vernemen, dat zijn Wonderorgel, door de oplossing van een kleine moeilijkheid van scenieken aard, in een nabije toekomst vóór het voetlicht zal gebracht worden. Deze verzekering is de waardige bekroning van zijn schoon en moedig artistenleven!

Was zijn naam niet op aller lippen, miskend is Van Durme nochtans niet geweest. Evenals wij gezien hebben bij Guido Gezelle en ook bij César Franck, één zijner vrome helden in de kunst, heeft een keurbende van vereerders, bestaande uit orgelisten, priesters, letterkundigen en cultuurmenschen van allen aard, de grootste belangstelling in zijn arbeid getoond, vooral in de laatste jaren. Zij hebben hem begrepen, bewonderd en bemoedigd, niet genoeg gelauwerd of vergolden nochtans. Zij hebben vooral geluisterd en genoten.

In volle nederigheid en met stille verkleefdheid heeft Van Durme gezongen voor God en Vlaanderen. Het vervullen van dien heiligen plicht was hem een bron van rein en edel geluk. Hij was een slaaf van het Motu proprio, neen, laat ons zeggen de ziel zelf van het Motu proprio, en op het orgelbankje moet hij, reeds ontheven aan de stof der aarde, overheerlijke stonden hebben genoten. Hij ruste in vrede.

Ontroerd en diepbedroefd verneemt het muziekminnende Vlaanderen, dat het orgelspel van den talentvollen Meester plotseling in onze kerken is stilgevallen, - maar in het diepste van zijn hart zal Vlaanderen de echo's zijner fuga's en improvisatiën hooren voortruischen, ... nog lange, reeksen van jaren, ... innig dankbaar.

N.N. [Lambrecht Lambrechts]: Oscar Van Durme +, in: Muziek-Warande, jrg. 4, nr. 10, 1 oktober 1925, p. 223-224.