Ga verder naar de inhoud

Als Vlaamsch volkscomponist heeft E. Verreydt sinds lang zijn sporen verdiend. Deze warm voelende kunstenaar werd in 1885 te Diest geboren; zijn vader was er leeraar in de muziek en tevens een zeer populair barytonzanger. Onder dien invloed groeide spoedig de liefde tot de muziek in het gemoed van den knaap, die het op achtjarigen ouderdom reeds zoo ver had gebracht, dat hij zijn vader op concerten kon begeleiden. Fons Verachtert, de flinke orgelist van Tessenderloo, gaf hem private lessen in orgel en piano, en dit met zulken bijval, dat de pas veertienjarige Edward aangesteld werd als orgelist in de O.L.V.-kerk te Diest. Aan het Antwerpsch conservatorium bestudeerde hij de kunst der compositie, onder de leiding van meester Jan Blockx, den toenmaligen bestuurder; Lodewijk Mortelmans was zijn leeraar in harmonie en contrapunt en bij Arthur De Hovre volgde hij den volmakingscursus voor orgel.

Daarna ging voor onzen kunstenaar een mooie en wijde loopbaan open. Hij werd orgelist in de collegiale kerk te Diest en volgde tevens zijn vader als muziekleeraar op aan 's rijks middelbare school. Na den oorlog werd hij leeraar te Antwerpen en orgelist te Winterslag (Genck), om ten slotte naar Leuven over te komen, waar hij op dit oogenblik fungeert als muziekleeraar aan het atheneum en de middelbare school, en zangleider is van het bekende Trinitas-Koor.

Verreydt heeft steeds met voorliefde het lied beoefend en zijn verzameling neemt op dit oogenblik reeds verscheidene bundeltjes in beslag, waarin meest het springlevende volkswijsje, maar ook het diepere kunstlied is vertegenwoordigd. Vooral uit Verreydt's volkszangen spreekt een rijk en krachtig talent. Wat een zonnigheid en warmte! Wat een sappigheid en kleur! Nu eens klinkt de melodie guitig en blij, dan weer teeder en verlangend; soms bruist zij op vol mannelijken zwier of klaagt ze in een innig adagio. In zijn kunstliederen, waaronder Op hooge Duinen, Avond, Het Vaderhuis, Mijn Hart ligt de bekoring van teere intimiteit en stillen weemoed. Langs een anderen kant slaan zijn volkszangen, zoals Uit 't Winkeltje op den Hoek, Van Pier den Mandenmaker, De Dahlia, Ik lees in uw oogen zoo geren, Mocht ge ooit in wind en koude staan onmiddellijk in door hun volksch accent. Zijn Oorlogskindeken, op tekst van Marcel Breyne, en het prettige Op mijn Klompen hebben den grootsten bijval veroverd en werden, enkele jaren geleden, heel Limburg door gezongen.

In het lied voor de school heeft Verreydt en kolfje naar zijn hand gevonden. Hoe kon het anders? Hij is toch al te zeer een vakman om niet te beseffen wat de zingende jeugd van noode heeft en boeien kan. Van zijn hand verschenen tientallen kinderliederen, alle even frisch en gezond. We noemen Slapen gaan, Regen, Wat Moeder kan, De Muzikantjes, om er slechts enkele uit den rijken voorraad op te pikken. Zijn bundel Schoolliederen, op teksten van Pastoor Cuppens, behoort mede tot het beste wat we dienaangaande in Vlaanderen bezitten.

In Verreydt's liederen treft ons al dadelijk een verrassende eigenaardigheid; het is de buitengewone, soms wat gewilde zorg, die de componist aan de begeleiding heeft besteed. Door zijn knappe virtuositeit op het klavier heeft hij zich als het ware vanzelf laten verleiden tot het weelderig spel van akkoorden, waardoor veel van zijn melodieën zijn omweven. Zijn lied "De Visscher" is in dit opzicht specifiek; maar nergens stelt de begeleiding de melodie in de schaduw of hindert ze de draagkracht er van. Die overvloed verwondert bij een volksman, die zoo krachtig meehelpt om het volk esthetisch te helpen ontvoogden.

Onlangs, in een wedstrijd voor volksliederen, uitgeschreven door de Kon. Maatschappij, 'De Morgendstar', te Brussel, behaalde E. Verreydt een eerste prijs met zijn lied, Aan 't Vensterken. Deze uitslag is zeker sprekend voor de waarde van onzen kunstenaar.

In zake kerkmuziek, kantaten en koren heeft hij eveneens degelijk werk geleverd. We noemen zijn Missa in honorem B. J. Rusbrochii voor drie gelijke stemmen met orgelbegeleiding; - zijn Missa B. Virg. Mariae, in Gregoriaanschen stijl; - zijn Missa in honorem S. S. Contis [sic] Jesu, eveneens voor drie gelijke stemmen; - zijn "ve Maria's en een reeks Tantum Ergo's, twee-, drie- en vierstemmig, met en zonder begeleiding. Eén van zijn meest geslaagde kantaten is de Slag der zilveren Helmen, op tekst van A. Cuppens en geschreven ter herinnering aan den roemrijken slag bij Haelen; zij werd aldaar in aanwezigheid van Zijne Majesteit den Koning in Augustus 1924 uitgevoerd. Het is en grootsch opgevat en naar traditioneelen trant opgebouwd werk, dat circa 50 bladzijden partituur omvat en bij de uitvoering een stormachtig succes heeft gekend.

Benevens overvloedige vocale muziek, heeft Verreydt nog heel wat geleverd voor orkest, orgel en piano; het zou ons te ver leiden, indien we hier alles gingen opsommen; het moge volstaan met er op te wijzen, dat de beroemde orgelist Léandre Vilain een paar werken van Verreydt, namelijk het ontroerende Illusions en het lieve Stella op zijn repertorium heeft; beide stukken werden in den zomer van 1929 door Vilain in de kursaal te Oostende uitgevoerd en met luiden bijval begroet.

Als dirigent geniet E. Verreydt een rechtmatige faam; weinigen hanteeren den maatstok met zulk een kracht en zulk een lenigheid. Als leider van het Trinitas-Koor te Leuven heeft hij effenaf prachtwerk verricht; wie verleden jaar in de Sint-Pieterskerk te Leuven, bij gelegenheid der eeuwfeesten, het machtig Te Deum van den E. H. Roofthooft mocht hooren, heeft een indruk meegedragen, die niet licht zal uitgewischt worden.

Door al het goede en het schoone, dat Verreydt zijn volk heeft geschonken, en niet in het minst door hetgeen hij vóór, tijdens en na den oorlog als inrichter en leider van menigvuldige Vlaamsche liederavonden presteerde, bekleedt hij en waardige plaats in de mooie reeks onzer toondichters. Zijn talent is opgegroeid in streng klassieken geest en heeft stevige lijn en vasten grond. Wij verwachten van hem nog veel gave en gezonde kunst. En wij drukken hierbij de hoop uit, dat de leuke operette en de talrijke liederen, die nog onuitgegeven in zijn lade rusten, spoedig de belangstelling en de gunst van het zingend publiek mogen verwerven.

Mantiers, L.: Edward Verreydt, in: Muziek-Warande, jrg. 10, nr. 8-9, 1 augustus - 1 september 1931, p. 169-171.