Ga verder naar de inhoud

Publicaties

De output van het onderzoek waar het Studiecentrum voor Vlaamse muziek expertise aan verleent, wordt niet alleen via lezingen en studiedagen naar buiten gebracht, maar ook via publicaties. Op deze pagina vind je een aantal van die publicaties terug.

'Eene onloochenbare verwantschap'. Muziek en literatuur in Vlaamse liedbundels uit de negentiende eeuw

Adelheid Ceulemans
Koninklijk Conservatorium Antwerpen, Studiecentrum voor Vlaamse muziek

In de negentiende eeuw was er een opvallend sterke band tussen muziek en literatuur, tussen musici en auteurs. Vreemd genoeg kreeg deze muzikaal-literaire connectie tot voor kort amper aandacht in onderzoek dat de Nederlandstalige, en vooral de Vlaams-Belgische muziek en letterkunde van de negentiende eeuw betreft. Dit artikel bestaat uit een casestudy van zeven negentiende-eeuwse, Vlaamse liedbundels – een genre dat de nauwe band tussen literatuur en muziek duidelijk illustreert. De inhoud en poëtische vorm van de liederen komen aan bod, maar de nadruk ligt op de melodieën en hun herkomst. Met deze gevalstudie hoopt dit artikel verder interdisciplinair onderzoek naar negentiende- eeuwse literatuur en muziek te stimuleren.

De Rubensfeesten van 1840: wat zong Rubens?

Jan Dewilde
Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen , Studiecentrum voor Vlaamse muziek

Het muzieknationalisme voelde de behoefte om beelden uit eigen streek en eigen geschiedenis te bezingen. Naast de natuur waren ook vrijheidsstrijders (Breydel en De Coninck), schrijvers (Hendrik Conscience), dichters (Theodoor Van Rijswijck) en schilders populaire onderwerpen. Vooral de oude schilders werden in de loop van de 19de eeuw muzikaal geëerd door ondermeer Florimond Van Duyse (de operette Teniers te Grimbergen, ca. 1860), Hendrik Waelput (Memlinc-marsch en de Memlinc-cantate, 1871), Karel Mestdagh (Van Eycks Marsch), Emile Wambach (de opera Quinten Massys, 1899) en Leo Van Dessel (Huldezang aan Antoon van Dijck, 1899). Maar ook een eigentijdse schilder als Louis Gallait (1810-1887) kreeg in 1891 met Wambachs Ode à Gallait zijn muzikale hulde.

Maar het is bovenal PIETER PAUL RUBENS (1577-1640), de ‘vorst der Vlaemsche schilderschool’, die tot de verbeelding van de componisten sprak: van Jan Simon Eykens (La gloire de Rubens, 1840) over Peter Benoit (Rubenscantate, 1877) tot Herman Roelstraete (Passie volgens Rubens, 1977) en de ‘ambient’-achtige, ‘soundscaperige’ soundtrac van Praga Kahn voor het ballet Not strictly Rubens (2003).

Peter Benoit en de Rubensfeesten van 1877

Jan Dewilde
Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen, Studiecentrum voor Vlaamse muziek

In de negentiende eeuw stond in Antwerpen Pieter Paul Rubens (1577-1640) symbool voor de praal, de welvaart en de vooruitgangsgedachte die er leefde. Als voorwerp van stedelijke trots werd Rubens dan ook bij elke gelegenheid gefêteerd: in 1815 bij de triomfantelijke retour van de door de Franse bezetter uit de kerken weggehaalde schilderijen; in 1827 bij de tweehonderdvijftigste verjaardag van zijn geboorte; in 1840 bij de herdenking van de tweehonderdste verjaardag van zijn dood; in 1843 toen het beeld van Willem Geefs op de Groenplaats werd gezet en in 1877, het derde eeuwfeest van zijn geboorte. De schilder-diplomaat werd door de nationale en de lokale overheden gebruikt om een gevoel van collectieve trots te creëren of zoals in 1877, om ideeën omtrent vrede, welvaart en vooruitgang te ventileren.