Ga verder naar de inhoud

Joseph Callaerts - Selected Organ Works and Mass for Choir and Organ (NL)

Annelies Focquaert

[teksten bij de CD Joseph Callaerts - Selected Organ Works and Mass for Choir and Organ - herfst 2013]

Joris Verdin, orgel
Vlaams Radio Koor (VRK) onder leiding van Johan Duijck

CD3-4/504

-----------------------------------------------------------------------------------

De opname werd gemaakt op twee Cavaille-Coll-orgels: voor de orgel-solowerken werd gekozen voor het instrument in de St.-Etiennekerk in Caen (F) en de opname van de Messe, Graduel et Offertoire werd gemaakt in de Kapel van het Jezuïetenhuis in Heverlee. Het instrument in Caen (III/P, 1885) is geknipt voor de grote orgelwerken van Callaerts en werd ingespeeld op 3 maart 1885 door Alexandre Guilmant. Het orgel in Heverlee (II/P, 1880) is afkomstig uit de residentie van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen van de Jezuïeten in Gent. Het is één van de weinige intacte en speelbare Cavaillé-Coll-orgels in België, en met zijn verfijnde klank leent het zich ideaal voor koorwerken met orgelbegeleiding.

Over het programma

Joseph Callaerts (1830-1901) was reeds benoemd als organist van de Kathedraal van Antwerpen, toen hij in 1856 zijn eerste prijs orgel behaalde in de klas van Lemmens aan het Brusselse Conservatorium. In 1867 werd hij orgelleraar aan de Antwerpsche Muziekschool van Peter Benoit (het latere Conservatorium) en gaf hij les aan onder meer Emile Wambach en Jan Blockx. Hij was een man van zijn tijd: onder zijn impuls werd in 1890-1891 het oude De Volder-orgel uit 1828 vervangen door een vierklaviersinstrument van Pierre Schyven. Voor zijn verdiensten kreeg hij in 1892 de Leopoldsorde.

Callaerts' orgelwerken worden nog steeds relatief vaak gespeeld, maar van zijn religieuze muziek bestaan zeer weinig opnames. Deze cd toont aan dat Callaerts zijn plaats verdient in het pantheon van de Vlaams-Belgische componisten van de 19e eeuw, samen met Benoit, Lemmens en Tinel.

Net zoals het kleine, jonge België van deze periode, bevindt de muziek van Callaerts zich ergens in het midden tussen enkele grotere gebieden: aan de ene kant de Duitse zin voor structuur, compositorische ernst en voeling met contrapunt, aan de andere kant de Franse zin voor elegante melodieën, verrassende nieuwe klankkleuren en variaties. Dat maakt zijn muziek tot een aantrekkelijke en heel eigen mengeling van ernst en vrolijkheid, degelijkheid en creativiteit. Callaerts excelleerde vooral in kortere karakterstukken zoals de Canzona en het Allegro giocoso, waarbij de stroom van de inspiratie niet lijkt te stoppen, maar hij was ook perfect thuis in werken van een grotere envergure, zoals de Sonate of de Mis.

De 1ère Sonate in do klein werd in 1908 postuum uitgegeven door Schott Frères in Brussel en draagt geen specifieke opdracht. Het eerste deel Allegro begint met een krachtig unisono-thema, dat afgewisseld wordt met aanstekelijke ritmische tussenspelen. Daarop volgt een koraalachtig tweede thema op het Récit, dat al gauw - in een chromatische passage die alle kanten lijkt op te springen - opbouwt naar de doorwerking. Daar begint een spel van afwisseling tussen beide thema’s, die nu eens als imitatiemateriaal worden ingezet, dan weer naar verafgelegen gebieden moduleren. Na een verborgen pedaalnoot (goed verstopt in allerlei tegentijden) komen beide thema’s terug in een uitgebreide versie, waar ook de trompetten nog eens mogen knetteren in de chromatische slotpassage. Het Andante cantabile begint zeer eenvoudig, maar die schijn bedriegt. Na de eerste maten blijft de melodie vloeien, maar wat haar omringt, wordt van langsom ingewikkelder, sneller en kleurrijker. De toonaarden evolueren op een elegante manier van hier naar daar en de flûte harmonique en hobo worden steeds maar dichter in elkaar geweven bij hun vraag en antwoord: er ontstaat een polyfoon netwerk waarbij de organist handen tekort lijkt te komen. De eenvoud van het begin keert langzaam maar zeker weer, nu op de voix humaine die antwoordt aan de salicional of - ongewoon - gecombineerd wordt met de voix céleste, om uit te deinen op de bourdon solo. Net zoals het begin van de sonate start ook het derde en laatste deel Finale met een unisono thema, maar nu in een dansante 6/8-maat. Af en toe komt een bijna kermisachtig melodie (een koninklijke fanfare) naar voren, maar dan krijgt een andere, meer ingetogen stijl de overhand. De thema’s worden helemaal binnenstebuiten gekeerd waarna, op hetzelfde stramien als het eerste deel, de beginmaten worden hernomen, uitgewerkt, vergroot en versneld tot een stralend slotakkoord.

De Petite Fantaisie werd opgedragen aan "son ami Alexandre Guilmant, Organiste de la Trinité et de la société des concerts du Conservatoire à Paris". Guilmant was net als Callaerts een student van Lemmens en was sinds 1871 aangesteld in de kerk van de Trinité, wat de Petite Fantaisie in elk geval na dit jaar dateert. Later werd Guilmant organist van het orgel van het Trocadéropaleis (één van de weinige orgels in Frankrijk die uitsluitend voor concertmuziek gebruikt werden) en van de Madeleinekerk in Parijs. Deze Petite Fantaisie is hem, gezien de titel en de inhoud van het werk, op het lijf geschreven.

De titel is misleidend: het werk is - op één na - het langste in de reeks van de 24 Pièces d’orgue. In wezen is de Petite Fantaisie een Pastorale, te herkennen aan het gebruik van de hobo, de imitaties van vogels en echo’s, en de typische versieringen. De opbouw is eenvoudig en overzichtelijk: een Allegretto in mineur, een contrasterend middendeel in majeur op de voix céleste en de voix humaine (Plus lent), en een herneming van het eerste deel. Het lijkt wel of Callaerts, als een soort eerbetoon aan de perfecte uitvoerder, duidelijk wil maken dat het stuk alleen voor organisten van het kaliber van Guilmant een 'klein fantasietje' is.

Met een kordate unisono wordt het Allegro Giocoso ingezet. De vrolijke titel wordt benadrukt door de afwisseling van speelse modulaties, snelle vragen en antwoorden en spitsvondige progressies. De opdracht is voor de verder onbekend gebleven "Monsieur R. A. Baxter, de Londres".

De Canzona werd door Callaerts opgedragen "à mon élève et ami Eug. Dierckx, Maître de Chapelle et Organiste de l'Eglise St André, à Anvers." Voor de solostem koos Callaerts de ongewone combinatie van 8-voets grondstemmen met Nazard, wat het geheel een fris barok-effect à la Haendel geeft. Dat element wordt nog benadrukt door de 6/8-maat, de korte imitaties en de nauwkeurig uitgeschreven articulaties. Wanneer het thema wordt hernomen, is het uitgebreid met een lijntje parallelle tertsen.

De bondigheid van de drie voorgaande stukken herhaalt zich ook in Callaerts' Messe, graduel & offertoire, voor gemengd koor, solisten en orgel. Callaerts componeerde zijn opus 4, een eenvoudige 'missa brevis' in F, in 1865 en droeg het op aan Jacob J.B. Fuchs, "sacristein" van de St.-Marien-Kirche in Oldenburg. De orkestversie van dit werk wordt in handschrift bewaard in de bibliotheek van het Antwerpse conservatorium; enkel de versie met orgel werd gepubliceerd.

Het graduale (Benedicta es tu virgo Maria) en het offertorium (Ave Maria gratia plena) wijzen erop dat Callaerts deze mis bedoelde voor een feestdag gewijd aan Maria, de patrones van de Kathedraal waar hij organist was. Heel waarschijnlijk ging het om het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria op 8 december, een dogma dat in 1854 was ingesteld en een golf van Mariaverering op gang had gebracht.

In deze mis kiest Callaerts, gesteund door zijn jarenlange praktijkervaring op het hoogzaal, voor een harmonisch eenvoudige stemvoering voor het koor, gecombineerd met een iets ambitieuzere orgelpartij, die ritme en reliëf geeft aan het geheel. In een effectvolle afwisseling van voor-, tussen- en naspelen voor het orgel en van korte solo's, homofone of polyfone passages voor het koor, houdt Callaerts steeds rekening met het liturgische tijdsverloop. Nu eens ingetogen en elegant zachtaardig, dan weer dramatisch en triomfantelijk, toont hij zich een meester in het mengen van stemmen en orgel, van kleuren, bezettingen en volumes.

Het laatste werk van deze opname is een feestelijk Scherzo, opgedragen aan "Monsieur E. d'Evry, Organiste de l'Eglise de l'Oratoire, à Londres". De combinatie van een snelle 3-maat, veel tegentijden, een charmant tussenspel en virtuoze loopjes maken van dit werk een waardige afsluiter.

Literatuur:
- Dewilde, Jan: Vers van de pers - Messe, graduel & offertoire, op. 4 (1865) pour quatre voix avec accompagnement d’orgue van Joseph Callaerts, december 2012.
- Focquaert, Annelies: Geknoopte oren: Petite Fantaisie van Joseph Callaerts, in: SVM-Nieuwsbrief 35, juli 2005.

-----------------------------------------------------------------------------------

Tracklist:

Orgelwerk
Caen Saint Etienne, Cavaillé-Coll, III/P, 1885
Première Sonate en ut-mineur (Deux Sonates pour Orgue - oeuvres posthumes 1908):
1 Allegro (5:58)
2 Andante cantabile (6:34)
3 Finale Allegro (5:41)
4
Petite fantaisie, Pièces pour Orgue - Première Série nr 8, op. 22 (6:41)
5 Allegro Giocoso, Pièces pour Orgue - Deuxième Série nr 8, op. 30 (2:08)
6 Canzona, Pièces pour Orgue - Première Série nr 5, op 21 (2:00)
Messe, Graduel et Offertoire pour quatre voix, avec acompagnement d’Orgue, op. 4 (1867):
Heverlee - Leuven, Jezuïetenhuis, Cavaillé-Coll II/P, 1880
7
Kyrie (3:04)

8 Gloria (3:22)
9 Graduel "Benedicta tu" (2:28)
10 Credo (5:21)
11 Offertoire "Ave Maria" (4:02)
12 Sanctus (1:15)
13 Benedictus (a capella) (2:18)
14
Élévation, Six Morceaux, s.d. (>1908) (3:11)
15 Agnus Dei (4:25)
16 Scherzo, Pièces pour Orgue - Deuxième Série nr 12, op. 31 (6:19)

Recording Caen: November 2000, Harry De Winde & Peter Van Bouwel (VRT)
Recording Heverlee: Juni 2000, Marc Hostyn & Luc Brewaeys (VRT)

Ontwerp: Peter Strauven
Programmateksten door Annelies Focquaert, SVM

CD uitgebracht door vzw3-4 (www.orgue-harmonium.net)
met substantiële steun van
-
Het Orgel in Vlaanderen vzw (OIV) www.orgelinvlaanderen.be
- Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (SVM) www.svm.be

Bestellen: www.orgue-harmonium.net
Informatie: www.vlaamsradiokoor.be - www.jorisverdin.com

Orgels:
Caen: www.uquebec.ca/musique/orgues/france/caense.html
Heverlee: G. Huybens : ‘Au désir de tout connaisseur’, in: Orgelkunst, jrg. 30, nr. 4, 2007, 191-199.

-------------------------------------------------------------------------

Disposities

CAEN, Saint-Étienne (A. Cavaillé-Coll, 1885)

Grand Orgue
Montre 16
Bourdon 16
Montre 8
Gambe 8
Bourdon 8
Prestant 4
Flûte 4
Quinte 2 2/3
Doublette 2
Cornet V rgs
Plein-jeu VII rgs
Bombarde 16
Trompette 8
Clairon 4

Récit expressif
Quintaton 16
Diapason 8
Flûte traversière 8
Viole de gambe 8
Voix céleste 8
Flûte octaviante 4
Octavin 2
Cornet II-V rgs
Bombarde 16
Trompette 8
Basson-hautbois 8
Clarinette 8
Voix humaine 8
Clairon 4

Positif
Bourdon 16
Principal 8
Cor de nuit 8
Salicional 8
Unda maris 8
Prestant 4
Flûte douce 4
Carillon III rgs
Basson 16
Trompette 8
Cromorne 8

Pédale
Bourdon 32
Contrebasse 16
Soubasse 16
Grosse flûte 8
Violoncelle 8
Flûte 4
Bourdon doux 4
Bombarde 16
Trompette 8
Clairon 4


HEVERLEE, Paters Jezuïeten (A. Cavaillé-Coll, 1880)

Grand Orgue
Bourdon 16
Montre 8
Flûte harmonique 8
Salicional 8
Prestant 4
Plein-jeu harmonique II-III rgs

Récit expressif
Bourdon 8
Viole de gambe 8
Voix céleste 8
Flûte octaviante 4
Trompette 8
Basson-hautbois 8
Voix humaine 8

Pédale
Soubasse 16
Basse 8
Trompette 8