Ga verder naar de inhoud

Benoit, Peter

° Harelbeke, 17/08/1834 — † Antwerpen, 8/03/1901

Biografie

Jan Dewilde

Peter Benoit kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader Petrus Benoit, zelf een polyvalent muzikant die in Harelbeke actief was in een kerkkoor en -orkest en in een harmonie. Daarnaast leerde de jonge Benoit als koraal in de Sint-Salvatorkerk van zijn geboortestad de religieuze muziek kennen. Van 1847 tot 1851 ging hij in de leer bij de Desselgemse pianist-organist Pieter Carlier en hij had ook contacten met de Kortrijkse componisten Pieter Vanderghinste en Joannes Vandewiele.

In 1851 trok hij naar het Koninklijk Conservatorium van Brussel waar hij, naast piano bij Jean-Baptiste Michelot en harmonie bij Charles Bosselet, ook contrapunt, fuga en compositie volgde bij directeur François-Joseph Fétis. Hoewel zijn studies bemoeilijkt werden door allerlei financiële, familiale, fysieke en psychische problemen, studeerde hij na drie jaar af. Hij had de steun van Fétis, toen de machtigste man van het Belgische muziekleven, en hij bleef in Brussel om zich voor te bereiden op de Prix de Rome, de prestigieuze staatsprijs voor compositie. Tijdens die Brusselse jaren componeerde Benoit onder meer een symfonie, religieuze muziek, liederen op Nederlandse en Franse teksten, maar ook Vlaamse zangspelen voor het Toneel der Volksbeschaving van Jakob Kats (1804-1886).

In 1855 behaalde Benoit in de Prix de Rome een eervolle vermelding; twee jaar later werd hij laureaat met de cantate Le meurtre d'Abel. Met de hieraan verbonden studiebeurs bezocht hij eerst de belangrijkste Duitse muziekcentra om zich dan van mei 1859 tot maart 1863 in Parijs te vestigen (weliswaar onderbroken door verschillende bezoeken aan Brussel om daar zijn werk te verdedigen). Zoals zovele andere componisten probeerde hij in Parijs een opera uitgevoerd te krijgen, iets wat hem niet lukte. De pianocyclus Contes et Ballades (1861) werd er wél uitgegeven, gespeeld en gunstig gerecenseerd. In tegenstelling tot de vele pianovirtuozen die toen in Parijs met eigen composities succes hadden schreef Benoit hier veeleer intimistische muziek. De muziekkritiek wees ook op Benoits belangstelling voor de volkse tradities van zijn geboortestreek - het beginnend muzieknationalisme - en de originele manier waarop hij die in zijn pianostukken verwerkte.

Na het aflopen van zijn studiebeurs kwam hij in Parijs aan de kost als dirigent van Jacques Offenbachs operettegezelschap Les Bouffes Parisiens, waarmee hij ook optrad in Wenen, Brussel en Amsterdam. Ondertussen kende hij met zijn cyclus Quadrilogie religieuse veel succes in Brussel en bij zijn terugkeer in België werd hij dan ook algemeen beschouwd als een van de meest beloftevolle Belgische componisten. Die reputatie bevestigde hij met zijn concerto's voor piano (1864) en voor fluit (1865), maar vooral met zijn oratorium Lucifer (1866). Dit werk, dat het begin inluidde van een lange samenwerking met de dichter Emanuel Hiel, kreeg samen met het oratorium De Schelde (1869) in de Benoit-literatuur een grote symboolwaarde omdat het gezien wordt als het begin van zijn nationalistische periode, waarin hij definitief de volkstaal zal gebruiken als voertaal voor zijn composities.

Eerder al schreef Benoit werken op Nederlandse teksten zoals Het dorp in 't gebergte (1854) en De Belgische natie (1856]) twee zangspelen op tekst van Jakob Kats. In 1864 verwerkte hij een volkslied in zijn Symfonisch gedicht voor piano en orkest. Om maar te zeggen dat Benoit niet als "l'éminent compositeur belge Pierre L. L. Benoit" van zijn paard werd gebliksemd om als "Peter Benoit, de man die zijn volk leerde zingen" weer op te staan. Zijn nationalistische ideeën waren al na zijn studietijd aan het Brussels conservatorium langzaam gerijpt in de contacten met componist Karel Lodewijk Hanssens, die dirigent was van de Muntschouwburg en voor de oprichting van België orangistische ideeën had gekoesterd, en met de sociaal geëngageerde, antiklerikale en Vlaamsgezinde toneeldirecteur Kats.

Benoits bewustwordingsproces is niet echt rechtlijnig verlopen. Hij verkeerde tijdens zijn studietijd in de Franstalige Brusselse salons en na het behalen van de Rome-prijs groeide hij uit tot een componist die door het Belgisch muziekestablishment gevierd werd. Tijdens zijn studiereis naar Duitsland werden zijn ideeën rond nationalisme en naturalisme wel verder gevoed. Maar tussen 1859 en 1863 was het dan weer zijn ambitie om, zoals vele Europese collega's, zijn talent als operacomponist in Parijs te laten consacreren.

Na zijn terugkeer in België kristalliseerden zijn nationalistische ideeën zich verder onder invloed van onder meer Emanuel Hiel. Toen Benoit op 3 juni 1867 benoemd tot directeur van de Antwerpsche Muziekschool, kon hij zijn ideeën onmiddellijk in de praktijk toepassen. Als een van de eersten binnen de Europese stroming van het muzieknationalisme zou hij zijn theorieën over het muzieknationalisme en de praktische realisatie ervan in onderwijs en concertleven neerleggen in een indrukwekkende reeks polemieken en essays. Die zijn vaak schatplichtig aan het gedachtegoed van Duitse romantische schrijvers en filosofen als Johann Gottfried Herder.

In 1868 publiceerde Benoit zijn basisartikel over de nieuwe Vlaamse muziekbeweging: "Een school is een reeks mannen van hetzelfde ras die langzamerhand de kunst ontwikkelen, haar gebied uitbreiden door het invoeren van nieuwe vormen, en van wie de werken verband houden door hunne eigen natuur. Daarin herscheppen zij zich gestadig, omdat zij de levensbron is waar alle vormen uit ontspruiten die de kunst verrijken, en de enige grondslag eener logische en consequente ontwikkeling." Op dit 'nationalistisch beginsel' zou hij al zijn activiteiten enten. Om tot een eigen, niet door buitenlandse invloeden beïnvloede Vlaamse toonspraak te komen, predikte hij een herbronning bij het volkslied en de moedertaal. Volksliederen beschouwde hij als 'voorboden der nationale toonkunst'. Het zijn de natuurlijke, maar verborgen wortels waarin het wezenlijke karakter van de eigen muziek ligt opgeslagen.

Het volkslied zou hij in zijn pedagogie integreren en in zijn composities verwerken. Tegen het overheersende gebruik van het Frans in het onderwijs en de muziekpraktijk en van het Latijn ("misvormd overblijfsel van lang verdwenen tijden en volkeren") in de kerkmuziek poneerde hij dat pas door het gebruik van de moedertaal - het basiskenmerk van een volk - de muziekkunst 'menselijk' kan worden: "Een volk dat zijne eigene taal niet spreekt zal nooit oorspronkelijke melodische kunsttypen voortbrengen." Componeren op Nederlandse tekst had in het toenmalig Belgisch staatsbestel een grote symboolwaarde.

Zo had het tot 1865 geduurd vooraleer de kandidaten voor de Rome-prijs hun cantate ook op een Nederlandse tekst mochten componeren. In 1846 had de bevoegde minister de Theux nog verklaard dat "un peu de réflexion suffit pour indiquer qu'il ne peut s'agir que de la langue française, la langue la plus répandue, langue qui est du reste celle de l'enseignement musical dans notre pays." Benoit was zeker niet de eerste die in de volkstaal componeerde, maar vanaf 1866 deed hij het wel resoluut en exclusief. Zijn religieuze werken vormden daar geen uitzondering op, wat toch wel progressief te noemen is.

Voorts ontwikkelde Benoit een geïntegreerd pedagogisch systeem dat zich zowel tot het publiek en de amateur als tot de professionele musicus richtte en het muziekleven van het kleinste dorp tot de stad omvatte. Het doel van zijn muziekonderwijs was niet het vormen van virtuozen maar wel van "denkende mannen en vrouwen" (hij voerde trouwens gemengd onderwijs in), die midden het volk staan: "Groote kunstenaars bestaan niet uit en bestaan niet op zich zelven." Componisten zowel als uitvoerende musici moesten midden het volk - hun publiek - staan. Deze sociale dimensie blijkt ook uit de opleiding die hij het publiek via lezingen wou geven. Hij zag een noodzakelijke lijn lopen van de componist via de uitvoerder tot bij de luisteraar. Die relatie beschouwde hij als "zóódanig innig dat alle esthetiek evenwicht verdwijnt, wanneer die band verbroken is of niet bestaat." Daarom ook werd voor hem een authentieke uitvoering het dichtst benaderd door musici met dezelfde nationaliteit als de componist.

Wegens die intense relatie tussen de boodschapper en de ontvanger besloot Benoit zijn idioom, dat rond de periode van zijn aanstelling als directeur van de Antwerpsche Muziekschool door binnen- en buitenlandse recensenten als origineel en modern werd bestempeld, radicaal te vereenvoudigen en aan te passen aan het grote publiek. Hij zag muziek als "een der machtigste wapenen tot propaganda" in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, maar hoe dat volk verheffen met een muziektaal die het niet begrijpt? Omdat hij zijn ideeën zo breed mogelijk wou uitdragen zag Benoit zich dus genoodzaakt "volksgerichte" muziek te gaan schrijven. Deze stijlbreuk tekent zich al af in het oratorium De Schelde (1869), hoewel hij in de jaren 1870 nog enkele zeer persoonlijke werken schreef, zoals Liefdedrama aan zee (1872) en De oorlog (1873).

Vanaf de Rubenscantate (1877, op tekst van Julius De Geyter) heeft Benoit zich vooral uitgedrukt in liederen, koren en cantates die vaak geconcipieerd zijn voor uitvoering in openlucht. Deze werken brengen hulde aan nationaal- historische figuren (Van Rijswijckcantate, Ledeganckcantate) of bezingen de menselijke creativiteit die zorgt voor vrede, geluk en welzijn in het vaderland (De hymne aan de schoonheid, De hymne aan de vooruitgang). In die volksgerichte stijl hanteert hij een toegankelijke schrijfwijze met eenvoudige maar meeslepende melodieën, dramatische effecten, overwegend homofone koren, veel unisono's, massale bezettingen en kleurrijke orkestraties. Het is met het oog op culturele volksverheffing geschreven gemeenschapskunst, die er op gericht was om de boodschap klaar en duidelijk over te brengen. Tegelijkertijd wilde hij ook vanuit pedagogisch standpunt zoveel mogelijk uitvoerders bij zijn werken betrekken, waardoor hun bezetting vaak massaal te noemen is.

Dit is toch wel een uniek feit in de muziekgeschiedenis: een componist maakt zijn kunstenaarschap ondergeschikt aan zijn sociaal-culturele taak en dat op een moment dat hij met Drama Christi, Liefdedrama en De oorlog zijn persoonlijkste werken heeft geschreven.

En er zitten nog wel meer radicale, ja zelfs visionaire elementen in Benoits muzieknationalistische leer, zoals zijn streven naar culturele autonomie voor Vlaanderen. Dit ideaal werd bestreden door cosmopolitisch georiënteerde componisten als zijn leermeester François-Joseph Fétis, François-Auguste Gevaert en Adolphe Samuel. Zij beschouwden België als één ondeelbaar muziekgebied, een kruispunt van Latijnse en Germaanse invloeden en verwierpen nationalistische scholen omdat voor hen net universaliteit een kenmerk van goede muziek was. Het heeft dan ook tot 1898 geduurd eer Benoit zijn muziekschool gelijkgesteld zag met de andere koninklijke conservatoria.

Met zijn "volksgerichte" composities is hij er in geslaagd een groot publiek te bereiken en de massa op de been te brengen. Maar zijn invloed als gangmaker van de Vlaamse muziekbeweging was zo intens, dat er nauwelijks ruimte was voor componisten die zich buiten die nationalistische stroming plaatsten. Bovendien hebben vele van zijn volgelingen doel en middelen verward en hebben ze zijn nationalistische gemeenschapskunst als toetssteen voor de hele Vlaamse muziekproductie beschouwd. Componisten die zich niet volledig ten dienste wilden stellen van de Vlaamse muziek en pleitten voor een autonome muziekkunst die aansluiting kon zoeken bij de contemporaine Europese stromingen, werden soms door Benoit-epigonen verketterd.

Toch kan, door die steeds aanwezige sociale dimensie, Benoit niet beschuldigd worden van een eng nationalisme. Zeker niet in de zin zoals de betekenis die de Larousse van 1874 er aan gaf: "Préférence aveugle et exclusive pour tout ce qui est propre à la nation à laquelle on appartient." Benoit pleitte voor het zelfbeschikkingsrecht van élk volk. Zijn nationalisme vertrekt vanuit een emancipatiebeweging en stelt zich niet superieur tegenover andere volkeren op. Het is net de eigenheid en de variëteit van alle volkeren die bijdraagt tot de verrijking van de mensheid. Want pas als een volk zijn eigenheid verworven heeft kan het in dialoog treden met andere volkeren. Als dirigent voerde hij naast componisten van andere nationale scholen, ook veel werk van Waalse (Grétry, Fétis, Radoux) en - niettegenstaande zijn afkeer van "Franschelarij" - Franse componisten (Berlioz, Gounod, Saint-Saëns) uit.

Benoit heeft zijn plannen voor een geïntegreerd muziekleven, met daarin aandacht voor zowel het publiek en de amateur-muzikant als de professionele musicus, niet ten volle kunnen verwezenlijken. Maar met de hervorming van de Antwerpsche Muziekschool tot Koninklijk Vlaams Conservatorium en met de oprichting van het Nederlands Lyrisch Toneel (de voorloper van de Vlaamse Opera) heeft hij ideeën en structuren geïmplementeerd die tot vandaag blijven doorwerken.

Leven en werk van Peter Benoit kan treffend gesymboliseerd worden in zijn beroemdste lied Mijn moederspraak (1889).

Bibliografie

Eigen werk

  • Benoit, P.: [recensie zonder titel: over Waelputs fluitconcerto], in: Le Guide musical, 21 februari 1867, p. 2.

Anderen over deze componist

  • Ameye, C.: Herinneringen aan Peter Benoit, in: De Vlaamse Gids, jrg. 35, 1951, p. 137-149.
  • Ameye, C.: Peter Benoit te Harelbeke, in: De Vlaamse Gids, jrg 35, 1951, p. 605-608.
  • Baccaert, H.: Peter Benoit: een kampioen der nationale gedachte, Antwerpen, 1919.
  • Baeck, E. en Schilders, H.: Enkele onjuiste gegevens in de Benoit-literatuur, in: Musica Antiqua, jrg. 11, nr. 4, 1994, p. 174.
  • Baeyens, A.: Eerbied voor Benoit, in: Jaarboek van de Jeugdgemeenschap voor Kunstbeleven, 1951, p. 45-50.
  • Blockx, J.: Peter Benoit, Brussel, 1904.
  • Bouchery, J. (red.): De Vlaamsche Kunstbode, april 1901 [themanummer Peter Benoit].
  • Buyssens, M.: Benoit, Peter, in: Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl. 1, Tielt-Utrecht, 1973, p. 174-175.
  • Clesse, A. : Mon cher Benoit, in: Gregoir, E.: Panthéon musical populaire, dl. 5, Brussel, 1876, p. 131-132.
  • Cooremans, K. (redactie): Gedenkboek Peter Benoit (1834-1901), Antwerpen, 1984.
  • Corbet, A.: Benoit, Petrus Leonardus Leopoldus, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, dl 1, Brussel, 1964, kol. 130-155.
  • Corbet, A.: Brieven van Peter Benoit, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 5, 1951, p. 528-543.
  • Corbet, A.: Het oeuvre van Peter Benoit in de tijd beschouwd, in: Band, jrg. 10, 1951, p. 363-368.
  • Corbet, A.: Lucifer; oratorium in drie delen. Algemene beschouwingen en muzikale analyse, Antwerpen, 1962.
  • Corbet, A.: Muzikale analyse van Charlotte Corday, Antwerpen, 1961.
  • Corbet, A.: Peter Benoit als Conservatoriumdirecteur, in: Revue Belge de musicologie, nr. 5 (1951), p. 61-68.
  • Corbet, A.: Peter Benoit, Eugeen Van Oye en het liefdesdrama aan zee, in: De Vlaamse Gids, jrg. 45, 1961, p. 644-648.
  • Corbet, A.: Peter Benoit, leven, werk en beteekenis, in: Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, reeks 6: bekroonde werken, dl. 67, Antwerpen, 1943.
  • Corbet, A.: Peter Benoit (Harelbeke 1834-Antwerpen 1901), in: Voorlichtingsblad van het Belgisch muziekleven, jrg. 1, 1966, nummer buiten reeks, p. 11-12.
  • Corbet, A. (red.): Geschriften van Peter Benoit, Antwerpen, 1942.
  • Croegaert, J.: L'oeuvre de Pierre Benoit et sa continuation, Brussel, 1893.
  • De Bom, E.: Peter Benoit, een Levensbeeld, Antwerpen, 1917.
  • De Mont, P.: Peter Benoit, Baarn, s.a.
  • De Mont, P.: Peter Benoit, in: Drie grote Vlamingen - Hendrik Conscience, Jan van Beers, Peter Benoit, Brussel, s.d., p. 273-310.
  • De Schrijver, K.: Benoit, Peter, L., in: Bibliografie der Belgische toonkunstenaars sedert 1800, Leuven, 1958, p. 15-16.
  • Dewilde, J.: Me voici à Paris: Parijse brieven (1859-1863) van Peter Benoit, Antwerpen, 2001.
  • Dewilde, J.: Nationalistische muziek in Vlaanderen, in: Grijp, L.: Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, Amsterdam, 2001, p. 455-460.
  • Dewilde, J.: Peter Benoit, in: Lexicon van de Muziek in West-Vlaanderen, dl. 1, Brugge, 2000, p. 58-60.
  • Dewilde, J.: Tal van oude muziekboekskens: de familie Benoit en het muziekleven in Harelbeke tijdens de 19de eeuw, Gent, 2003.
  • Dille, D.: Peter Benoit en de Nieuwe Muziek, in: Verhandelingen van het muziekcongres gehouden te Antwerpen op 15 en 16 augustus 1934 ter gelegenheid van het eeuwfeest der geboorte van Peter Benoit (Uitgaven van de ‘Vlaamsche muziekcongressen, nr. 1), Antwerpen, s.a.
  • Douliez, P.: Peter Benoit, Haarlem, 1954.
  • Eeckhoud, G.: Peter Benoit, sa vie, son Estétique et son Enseignement, Son Oeuvre, Brussel, 1897.
  • Fétis, F.: Benoit (Pierre), in: Biographie universelle des musiciens, dl. 1, Brussel, 1873, p. 347-348.
  • Gregoir, E.: Benoit (Pierre L. L.), in : Galerie biographique des artistes-musiciens belges du XVIIIme et du XIXme siècle, Brussel, 1862, p. 17-18.
  • Gregoir, E.: Benoit (Pierre), in: L'art musical en Belgique sous les règnes de Léopold Ier et de Léopold II, Brussel, 1879, p. 200.
  • Gregoir, E.: Benoit (Pierre-Léonard-Léopold), in: Les artistes-musiciens belges au XVIIIme et au XIXme siècle, Brussel, 1885, p. 42-47.
  • Gregoir, E.: Benoit (Pierre), in: Panthéon musical populaire, dl. 5, Brussel, 1876, p. 131-133.
  • Kufferath, M.: Peter Benoit, in: Revue de Belgique, oktober 1897, p. 176-183.
  • Lambrechts, R.: Peter Benoit te Heist, in: De Aankondiger, Nieuws- en Aankondigingsblad van 't Kanton Heist op den Berg en Omstreken, 10 maart 1951, jrg. 69, nr. 10, p. 1.
  • Lateur, P. (red.): Vlaanderen, jrg. 50, nr. 2, maart-april 2001 [themanummer Peter Benoit].
  • Lehembre, L.: Toondichter Peter Benoit 1834-1901 - Levensschets, Pittem, 1902.
  • Leytens, L. en Somers, M.: Peter Benoit, 1834-1901. Groot zij alleen wie verrukt en bezielt!, s. l., 1984.
  • M[aurice]. K.[ufferath]: Correspondances-Anvers, in: Le guide musical, jrg. 48, nr. 38, 19 september 1897, p. 575-576.
  • Melis, H.: Peter Benoit. Eenige woorden over zijn Leven, zijne Werken en zijne School, Antwerpen, 1892.
  • Meulemans, A.: De beteekenis van Peter Benoit voor de Vlaamsche muziek, (Verhandelingen van de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, dl. 200), Antwerpen, 1922.
  • Meulemans, A. en Van der Mueren, F.: Peter Benoit, (Kon. Vl. Acad. voor Wetenschappen, Letteren... -Openbare Vergadering van 02/06/'51), Brussel, 1951.
  • Monet, A.: Peter Benoit en het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium. Een terugblik op zijn leven en werken. Ter gelegenheid der Huldebetooging van 12 september 1897, Antwerpen, 1897.
  • Mortelmans, L.: Peter Benoit, Antwerpen, 1911.
  • Mortelmans, L.: Peter Benoit, beknopte studie over den Man en zijn werk, Antwerpen, 1934.
  • Moulckers, J.: Recueil de chants patriotiques des maîtres de l’art musical belge - 75e anniversaire de l’indépendance nationale 1830-1905 / Vaderlandsche zangen der meesters van de Belgische toonkunst - 75ste verjaring der nationale onafhankelijkheid, Lier, 1905, p. 38.
  • N.N.: Benoit's Feest, in: 't Getrouwe Maldeghem, zondag 12 september 1897, via http://mail.maldegem.be/websitemaldegem/getrmaldegem/1897_09_12.pdf, online op 16 november 2012.
  • N.N.: De Schelde (L’Escaut), in: Le Guide Musical, jrg. 15, nr. 8, 25 februari 1869, p. [2].
  • N.N.: De Benoit-Monumenten. Een brief van de grooten Peter, krantenknipsel in bezit van Jan Dewilde.
  • N.N.: Lucifer, de Pierre Benoit, in: Le Guide musical, jrg. 12, nr. 42, 18 oktober 1866, p. [3-4].
  • N.N.: Peter Benoit-fonds. Gesticht te Antwerpen op 17 Oogst 1902. Jaarboek over 1902-1903, Antwerpen, 1904.
  • N.N.: Peter Benoit-fonds. Gesticht te Antwerpen op 17 Oogst 1902. Jaarboek over 1903-04, Antwerpen, 1905.
  • N.N.: Peter Benoit-fonds. Gesticht te Antwerpen op 17 Oogst 1902. Jaarboek over 1904-1905, Antwerpen, 1906.
  • N.N.: Un enseignement vicieux, in: Méphisto, 24 november 1888.
  • Pelemans, W.: De Vlaamse muziek en Peter Benoit, Brussel, 1971.
  • Persoons, G., e.a.: Omtrent Benoit 2001: wetenschappelijke bijdragen tot het Peter Benoit-onderzoek, (bijzondere nieuwsbrief van de Koninklijke Vereniging voor Muziekgeschiedenis), Antwerpen, 2001.
  • Pols, A.: Het leven van Peter Benoit, Brussel-Amsterdam, 1965.
  • Pols, A.: Peter Benoit - Meester der Toonkunst, Brussel, 1965.
  • Pols, A.: Peter Benoit's leertijd. Honderd brieven aan zijn ouders uit de jaren 1851-1862, Antwerpen, 1934.
  • Pougin, A.: Benoit (Pierre-Léonard-Léopold), in: Biographie universelle des musiciens et bibliographie générale de la musique par F.-J. Fétis, Supplément et Complément, publiés sous la direction de Arthur Pougin, dl. 1, Parijs, 1878, p. 70-72.
  • Roquet, F.: Petrus Leonardus Leopoldus Benoit ('Peter'), in: Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007, p. 41-42.
  • Sabbe, J.: De geschriften van Peter Benoit, in: Tijdschrift van het Willemsfonds, jrg. 1, dl. 2, 8, augustus 1896, p. 119-121.
  • Sabbe, J.: Ons Vlaamsch Staats-conservatorium en Peter Benoit, in: Tijdschrift van het Willemsfonds, jrg. 2, dl. 1, 1897, p. 321-337.
  • Sabbe, J.: Peter Benoit. De Vlaming, in: Tijdschrift van het Willemsfonds, jrg. 6, dl. 2, 1901, p. 5-29.
  • Sabbe, J.: Peter Benoit. In memoriam, in: Tijdschrift van het Willemsfonds, jrg. 6, dl. 1, 1901, p. 321-339.
  • Sabbe, J.: Peter Benoit. Zijn leven, zijne werken, zijne betekenis, Gent-Antwerpen, 1902 (1934).
  • Sabbe, M.: Benoit en Hiel, in: Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie, Gent, 1934, p. 749-756.
  • Sabbe, M.: Peter Benoit, Gent, 1892.
  • Sabbe, M.: Peter Benoit. Zijn leven en zijn werk, Antwerpen, 1925.
  • Sabbe, M. en Verheyden, E.: Peter Benoit, Richard Wagner en Franz Liszt, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 2, februari 1922, p. 27-30.
  • Schepens, P.: Antwerpse gedenkplaten, Antwerpen, 1982, p. 185-190.
  • Schepens, P.: Antwerpse standbeelden, Antwerpen, 1983, p. 93-95.
  • Schiltz, E.: Benoit en zijne School, Antwerpen, 1892.
  • Schmook, G.: Ecce Homo - Peter Benoit, Antwerpen, 1960.
  • Schmook, G.: Parijse brandpunten in Peter Benoits gemoedsleven (Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Overdruk uit de verslagen en Mededelingen, 1970, aflevering 2), Gent, 1970.
  • Schmook, G.: Peter Benoits onrust, Hertoetst aan oud beproefd en nieuw onder de hand gekomen materiaal, Antwerpen, 1983.
  • Schmook, G.: Peter Benoit "ankerend" aan de Melkmarkt (1886-1894) tussen Oude Koornmarkt (1871) en Oude Beurs (1884-1901), in: Tijdschrift van de Stad Antwerpen, jrg. 28, 1982, p. 115-120, 161-168 en 225-228.
  • Schrey, J.: Peter Benoit als dirigent, handgeschreven tekst uit het dossier van Julius Schrey, Letterenhuis, Antwerpen.
  • Shaw, G.: London music in 1888-89, Londen, 1937, p. 342-343. & Shaw, G.: Music in London 1890-94, dl. 2, Londen, 1949, p. 183-184.
  • Soete, J.: Op zoek naar de voorouders van Peter Benoit, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jrg. 11, 1951, nr. 7, kol. 264-271.
  • Stoffels, C.: Peter Benoit et le mouvement musical Flamand, Antwerpen, 1901.
  • Thys, A.: P.-L.-L. Benoit, in: Historique des sociétés chorales de Belgique, Gent, 1855, p. 194.
  • Thys, A.: Pierre-Léopold-Léonard-Benoit, in: Historique des sociétés chorales de Belgique, Gent, 1861, p. 252-253.
  • Tokkie, B.: Van een Veteraan: Wat Tokkie vertelt over Benoit, Antwerpen, 1934.
  • Van Berglede, M.: Peter Benoit. 1834 - 1901, Antwerpen, 1951.
  • Van Cauteren, P.: "Gij hebt het echte spoor verloren!", in: Gregoir, E.: Panthéon musical populaire, dl. 5, Brussel, 1876, p. 132-133.
  • Van den Borren, C.: Les rapports de Peter Benoit, Brussel, 1951.
  • Van den Borren, C.: Peter Benoit, Antwerpen, 1943.
  • Van den Borren, C.: Peter Benoit (Collection nationale, dl. 17), Brussel, 1942.
  • Van der Mueren, F.: Benoit, man van zijn volk, Leuven, 1935.
  • Van der Mueren, F.: Peter Benoit in het huidig perspectief, Antwerpen, 1968.
  • Van der Mueren, F.: Vlaamsche Muziek en Componisten in de XIXde en XXste eeuw - Peter Benoit (Beroemde Musici, deel XX), s'Gravenhage, 1931.
  • Vandebuerie, P.: Peter Benoit op de voet gevolgd (1834-1901), Antwerpen, 1976.
  • Vanderlinden, M.: Opstellen van en over Peter Benoit in Vlaamse kulturele tijdschriften van 1867 tot 1914. Kritische studie van de gedachteninhoud der muzikale Vlaamse Beweging, Louvain-la-Neuve, U.C.L., onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1970.
  • Van Hoof, J.: Correspondance, in: Tribune musicale. Revue latine, 16 mei 1914.
  • Vissers-Flips, G.: Peter Benoit. 1834-1901. Inventaris van de bewaarde briefwisseling (Publikaties van de Stadsbibliotheek en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, dl. 20- 21), Antwerpen, 1987.
  • Willaert, H.: Peter Benoit, de levenswekker, Brussel, 1984.

Artikels

Höflich-uitgave: Plechtige optocht (1871)

Jan Dewilde

Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 550

Höflich-uitgave: De oorlog (1869-1873)

Jan Dewilde

Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 548

Höflich-uitgave: Symfonisch gedicht voor klavier en orkest (1865)

Jan Dewilde

Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 510

Höflich-uitgave: Tétralogie religieuse (1858-1863)

Jan Dewilde

Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 500

Höflich-uitgave: Quatuor, opus 10 (1858)

Jan Dewilde

Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2506

Höflich-uitgave: Messe Solennelle (1860)

Jan Dewilde

Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 586

Historische teksten

De Benoit-Monumenten. Een brief van den grooten Peter

een anonieme journalist

Krantenknipsel in bezit van Jan Dewilde.

Jef Van Hoof verdedigt Benoit

Jef Van Hoof

In het Parijse muziektijdschrift Tribune musicale - Revue latine van 16 mei 1914 vonden we een ingezonden brief van Jef Van Hoof. In die brief reageert hij tegen een artikel van ene Charles Wattinne die in een vorig nummer werk van Peter Benoit op de korrel had genomen. Van Hoof kroop in zijn pen en ging in het verweer.

Lucifer de Pierre Benoit

een anonieme journalist

Nos journaux sont à l’unisson pour faire l'éloge de cette œuvre remarquable du jeune maëstro belge, on en jugera par les extraits suivants:

Benoit-hulde, 12 september 1897 (2)

een anonieme journalist

Het feest te Antwerpen ter eere van Peter Benoit, ter gelegenheid van de Antwerpsche muziekschool (waarvan hij bestierder is) tot Vlaamsch Conservatorium (het eerste in Belgie) belooft allerprachtigst te zijn.

Benoit-hulde, 12 september 1897 (1)

Maurice Kufferath

Les fêtes organisées en l'honneur de Peter Benoit, à l'occasion de l'érection de l'Ecole de musique flamande en Conservatoire royal, ont été une véritable apothéose du maître à l'énergie duquel les Flamands doivent la fondation de cette école, et en général le succès de leur émancipation intellectuelle et économique.

Peter Benoit als dirigent

Julius Schrey

Handgeschreven tekst uit het dossier van Julius Schrey, AMVC-Letterenhuis, Antwerpen over Peter Benoit.

Heb je een vraag of heb je een foutje opgemerkt? Zoek je een partituur?

Of heb je zelf nog meer informatie over deze persoon, contacteer ons dan.